Soms verdenk ik mezelf ervan dat ik er de oorzaak van ben dat Fiona elf dagen te laat geboren werd.
Zo weinig zin had ik in de bevalling dat ze dan maar besloot om te blijven zitten. Niet dat ik niet nieuwsgierig was naar ons boeleke, maar eerder uit schrik voor het onbekende zeker?
Enfin, de 11e april naderde. Aangezien mijn gynaecologe al sedert eind maart beweerde dat het voor ieder moment was, zaten wij op hete kolen.
Maar 11 april kwam en ging en er was geen baby te zien, nee, zelfs geen enkele wee.
3 centimeter opening, dat wel, en een volledig verstreken baarmoederhals.
Alleen de baby had er geen zin in.
14 april had ik een afspraak bij de gynaecologe. Ze was nog steeds van mening dat het wel vanzelf ging beginnen, maar maakte voor alle zekerheid een afspraak om in te leiden. 22 april ten laatste zou ons krutje geboren worden.
22 april, nu acht weken geleden.
Om 7.15 moesten we ons melden op de verloskundige afdeling. Wat onwennig stonden we daar te draaien bij de deur van het verloskwartier. Als vrouw verwacht je immers dat je hier al steunend en kreunend binnenstapt met een zenuwachtige echtgenoot aan je zijde.
Niets daarvan bij ons. We werden gedirigeerd naar een kamer en mochten daar wachten op de vroedvrouw.
Na een heleboel formaliteiten (welke kinderarts, welke kamer – alsof je op dat moment daaraan denkt :s ) kreeg ik om acht uur mijn eerste dosis antibiotica (tegen de streptokokken).
Om 9u kwam de vroedvrouw langs om de vliezen te breken, in de hoop dat dat voldoende zou zijn om “het” in gang te zetten. Eerst konden we nog wat lacherig zitten kijken naar het begin van een wee op de monitor.
Maar toen begon het… Iedere twee a drie minuten een wee, bij elke wee een plens vruchtwater. Misselijk hing ik over de lavabo. Manlief moest de assistent vroedvrouw erbij halen om te helpen puffen.
Tegen elf uur besloten ze om mij te verhuizen naar de “huiselijke verloskamer”, aangezien ik gezegd had dat ik graag in bad wou zitten. Toen had ik een goede zes centimeter ontsluiting.
Na een douche mocht ik het bad in. Helaas, zo een bevallingsbad is duidelijk niet voorzien op mensen van maar een meter zevenenvijftig.
Bij elke wee dobberde ik in dat water rond, zonder dat ik mij ergens deftig tegen kon afduwen.
Bovendien was ik supermisselijk van dat warme water.
De vroedvrouwen waren weer met de noorderzon verdwenen maar ik verzocht Samuel om ze te gaan halen. Ik voelde mij slecht, het ging niet meer, ik begon te denken aan epidurale verdoving…
Maar bij nader onderzoek bleek ik 10 centimeter ontsluiting te hebben – epidurale hoefde niet meer, ik kon beginnen persen. In bad bevallen was geen optie aangezien ik mij daar niet goed voelde. Dan maar de verlos”bank” op. (een tafel kan ik het niet noemen, het leek eerder op een ronde ligbank).
Het was 12u toen ik mocht beginnen persen. Zo snel als de voorgaande fase was geweest (een goede twee uur), zo lang leek deze te duren. Ik vond mijn draai niet op de bank. Toen moest ik tot overmaat van ramp op mijn zij gaan liggen. Het warme bad had mij helemaal suf gemaakt.
De gynaecologe was even voordien al langsgeweest maar toen weer vertrokken met de melding dat ze wel ergens in het ziekenhuis ging zijn.
Uiteindelijk heeft de vroedvrouw haar moeten verzoeken om te komen aangezien de harttonen van onze dochter niet zo super meer waren en het persen niet opschoot.
Uiteindelijk werd ze geboren, ons dochter, om 12u44, met de vacuumpomp. Ze liet meteen horen dat het haar ook niet zinde, de manier waarop ze ter wereld was getrokken.
Kortom, eigenlijk was dit een bevalling zoals ik het wenste. Niet te lang, zonder epidurale en in huiselijke sfeer. Alleen het einde was wat lastig.
Goh de pijn van de bevalling – die neem je erbij zeker? Het voordeel is: eens je kind er is, voel je je opeens goed, supergoed zelfs. Dat compenseert veel.
Wat helpt is: je niet te veel vastpinnen op hoe je bevalling moet lopen en een goede steun en toeverlaat meehebben die op de cruciale momenten wel nog weet hoe je moet puffen 😉